J. de Langhe, ca 1678
Na 1629 was het niet alleen kommer en kwel in de stad ’s-Hertogenbosch. Er was ook een begin van de overgang van huis- naar fabrieksnijverheid. De fabrikanten Van Bree speelden hierbij een vooraanstaande rol. Ze brachten kennis van over de grenzen naar de stad. Willem van Bree begon een glasfabriek in onze stad. Hier volgt het eerste deel van een tweetal artikelen over de glasfabrikanten Van Bree. Het familiebedrijf zou 130 jaar blijven bestaan. In de bijlage, op te nemen in het novembernummer, vindt u de genealogie van de familie Van Bree.Willem van Bree en het 'Huis van Ysselstein'Willem van Bree was halverwege de 17de eeuw koopman in Aken. Zijn eega was Jenneken Somers. Zij had bij haar doop op 18-2-1614 in ´s-Hertogenbosch de naam Joanna gekregen. ´s-Hertogenbosch was de stad waar de voorouders van Willem en Joanna (Jenneken) waarschijnlijk vandaan kwamen.1 Het echtpaar kreeg in Aken drie kinderen, Pieter, Matthias en Allegonda.Willem diende in het jaar 1646, vanuit Aken, een verzoekschrift in bij het Bossche stadsbestuur met de vraag of de schepenen hem het poorterschap wilden verlenen. De gereformeerde regenten gingen niet over één nacht ijs, Willem van Bree was immers rooms-katholiek. Dat lag hen zwaar op de maag. Maar ze zagen voordelen en namen zijn trouw aan Rome op de koop toe. Hij kreeg van het Bossche stadsbestuur na tien jaar, in 1656, toestemming om een glasblazerij te vestigen. Hij kocht voor 4000 gulden het ´Huis van Ysselstein´, in de Orthenstraat. Het werd nadien het ´Glashuis´ genoemd en stond naast de H. Kruispoort (de Orthenbinnenpoort) en in de nabijheid van de Vismarkt, het Bokhovenstraatje en de Smalle Haven. Het Huis van Ysselstein kende een lange geschiedenis.2 Het was het eerste huis aan de rechterkant als men door de Orthenbinnenpoort de stad binnen ging. Het werd aanvankelijk, al vroeg in de 14de eeuw, het ´Huis van Hemert´ genoemd. De stadspoort kende men toen als de ´St. Petrus´ Schuts- poort´. Omdat in de vijftiende eeuw Frederik van Egmond, heer van Ysselstein, het huis kocht, bleef het die naam behouden. Het huis lag tegenover het Sint Geertruiklooster. De glasfabriek van Willem Van BreeWillem verzocht het Bossche stadsbestuur het octrooi op de glasproductie op naam van zijn compagnon Henri Bonhomme te stellen. Die had al eerder in de Zuidelijke Nederlanden glasblazerijen gesticht, zoals in Luik en Maastricht. En in Noord-Frankrijk. Er werd met de stad ´s-Hertogenbosch langdurig onderhandeld over | 56 |
de al of niet verschuldigde belastingen op de koop van de benodigde brandstoffen hout en turf. Het zoutdepot dat naast het ´Huis van Ysselstein´ lag, werd door Van Bree aangekocht. De achterzijde van dit pand grensde aan de haven en dat was belangrijk voor de aanvoer en opslag van zand, soda, potas en andere grondstoffen. Willem was een gedreven fabrikant. Hij haalde vakkundige werknemers naar ’s-Hertogenbosch. Ze hadden ervaring opgedaan in de zuidelijke streken. Ze bliezen prachtige producten: in het glashuis werd Venetiaans glas geblazen, ook Engels loodglas. Er werden zelfs glazen geslepen. De kwaliteit van de producten was zo bijzonder dat die regelmatig door het stadsbestuur werden geschonken aan relaties. Het grootste deel van de productie was bestemd voor de Hollandse markt. Vanuit Holland wisten Christiaen en Constantijn Huygens hier het beste glas te bestellen om hun lenzen voor telescopen te slijpen.3 Op 13 maart 1683, dat was vier maanden vóór zijn overlijden, kocht Willem van Bree nog enige panden voor zijn bedrijf in het Bokhovenstraatje. Zijn weduwe schafte in 1685 een bouwvallig huisje aan, de ´Bierdragersvergaderplaats´, staande aan de Smalle Haven/hoek Bokhovenstraatje.4 Dat was gelegen tussen andere percelen die al haar eigendom waren. Ze bleef dus wonen in de naaste omgeving. Beide echtelieden, Willem en Jenneken, werden begraven in de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch, resp. op 10 juli 1683 en 4 september 1694. Jenneken is 80 jaar geworden.De opvolgingWillem van Bree gaf de fabriek met een gerust hart over aan zijn twee oudste zoons, Pieter en Matthias. Pieter was rond 1646 geboren en Matthias waarschijnlijk twee jaar later. Zus Allegonda was ook nog in Aken geboren, maar het vierde kind, Augustinus-Gregorius werd in ´s-Hertogenbosch geboren. Hij is 14 maart 1656 in de schuilkerk van St. Pieter in Den Bosch gedoopt. Pieter en Allegonda zijn beiden kinderloos gestorven. Over Augustinus-Gregorius zijn geen bijzonderheden bekend. Over Matthias en zijn nageslacht des te meer.Matthias van Bree, de tweede zoon, werd op 7 augustus 1666 ingeschreven aan de universiteit van Leuven. Hij huwde in 1688 Maria Suyskens uit de Verwersstraat. Na haar vroege dood huwde hij eind juni 1693 de 18-jarige Cornelia Geertrudis Schouten uit Amsterdam. Het echtpaar ging in Amsterdam wonen. Cornelia Schouten was in Haarlem gedoopt op 18 april 1675. Ze was de dochter van een katholiek koopman, Guilliëlmo Schouten, die evenals diens vader, handel dreef op Spanje en Portugal. Matthias zou begraven worden in de Nieuwe Kerk in Amsterdam op 11 november 1718.6 Cornelia werd daar ook bijgezet, op 16 november 1731. Het ´glashuys´ van Pieter en MatthiasPieter en zijn broer, Matthias, zetten het bedrijf van vader Willem voort in het ´Huis van Ysselstein´. De broers behielden tevens het kantoor in Amsterdam van vader Willem en richtten er een speciaal glasmagazijn in voor ´de markt´. Jan Somers, broer van Jenneken, hun moeder, opereerde als zakenman in Lissabon en de handel verliep zeer voorspoedig.Een internationaal gezelschap van glasblazers en medewerkers, Walen, Italianen en Brabanders, waar zich in de 18de eeuw nog vaklieden uit Engeland bijvoegden, hield de glasblazerij van de Van Bree´s draaiende. Naast deze vaklui waren er houtklovers en stokers (de ovens moesten tot 1500 à 1700 graden verwarmd worden), sjouwers en andere knechten | 57 |
werkzaam, allemaal woonachtig in dat deel van de Orthenstraat en de steegjes die er aan grensden.Testament van 4 juni 1708 van Pieter en AllegondaPieter van Bree en zijn zus Allegonda wisten dat ze kinderloos zouden blijven. Daarom legden ze op 4 juni 1708 bij notaris H. de Bije vast dat alle goederen na hun overlijden zouden vervallen aan hun broer Matthias. Eventueel aan hun neven, de zoons van oom Dirck van Bree, de broer van vader Willem. Hij had bij zijn doop de naam Theodorus gekregen. Dirck was in 1645 gehuwd met Elisabeth van Niel in ’s-Hertogenbosch. Hij was wijnkoper en begon in 1671 een suikerraffinaderij op de Markt. Hun zoons waren Willem (Guilliëlmo) van Bree die in ´s-Hertogenbosch bleef wonen en Rutgerus (Ignatio) van Bree (*27 juni 1659) die zich in Amsterdam vestigde.We keren terug naar het testament van Pieter en Allegonda. De goederen, zo wordt vastgelegd, komen niet aan aangetrouwden: ´Ende als onsen wille ende begeerte is, dat allen onzen voorschreven goederen blijven in onse familie ende onse vaderlijcke linie ….´ De twee genoemde zoons van oom Dirck, Willem (Guilliëlmo-Xaverius) en Rutgerus (Ignatio), waren bekend als bankiers. Willem volgde zijn vader op in het suikerraffinagebedrijf op de Markt, nu nummer 63 en 65, in het huis De Engel. Hij was gedoopt op 18 november 1656 in ’s-Hertogenbosch. Deze volle neef van Pieter huwde Anna Walt. Ze kregen tien kinderen, van wie enkelen genoemd worden in een nieuw testament dat Pieter op 29 augustus 1721 liet opstellen. Verschillende andere kinderen stierven al op jonge leeftijd. Allen werden gedoopt in de R.K. schuilkerken in de ’s-Hertogenbosch. De twee vermogende broers Willem en Rutgerus kochten samen in 1693 een deel van het Huis van Zevenbergen in de Keizerstraat waar ze voor 50.000 gulden aan verbouwden. Dit bleef tot 1778 in handen van de familie.7 Dat jaar kon het voor het geringe bedrag van 10.000 gulden overgenomen worden door Regenten van het ´Roomsche Arm-Weeshuys´ in oprichting, door de welwillendheid van beide katholieke bankiers. Er was eindelijk door Den Haag toestemming gegeven om dit Rooms weeshuis te stichten. Testament van Pieter op 29 augustus 1721Op 29 augustus 1721 wordt door Pieter opnieuw een testament opgemaakt. Broer Matthias en zus Allegonda-Elisabeth zijn intussen overleden zoals zal blijken. Paulus Suyskens wordt de executeur, hij zal zeker een familielid zijn geweest, waarschijnlijk een broer van Matthias´ eerste vrouw. Paulus Suyskens was gedoopt op 22-6-1670 in ’s-Hertogenbosch, had tussen 1686 en 1692 in Leuven rechten gestudeerd, was advocaat in de stad, en gehuwd met Theodora Maria de Hee. Dit waren gelovige katholieke families, net zoals de Van Bree´s.Pieter voelt zijn einde naderen. Hij dicteert de notaris zijn laatste wil:8
´In den eersten bevele ick, testateur, mijne onsterffelijkcke ziele nu ende altijt maar voornamentlijk ten tijde als wanneer deselve, met den willen van den Alderhoogsten van mijn sterffelijk licham scheijden
| 58 |
sal, in de grondeloose genade en barmhartighijt van Godt Almagtigh, mijnen schepper en Zaligmaker, en mijn doode Licham aan de aarde, door eene Christelijke ende Eerelijcke begraaffenisse, geproportioneert naar mijnen staat en conditie´.
De uitvaart op 5 maart 1723 ging werkelijk gepaard met ´groot gelui´ van 5½ uur, een karos voor de slede, ´hoogbaer´ en een eigen graf.Wat de testateur verder besliste, gaat over zijn materiële goederen:
… ´Waar mede komende tot de dispositie over mijne tijdelijke goederen …´
Pieter van Bree, zo is mijn idee, was constant bezig met het welslagen van zijn zaak en hield de kas binnen handbereik. Maar hij was niet flauw als het om charitas ging: behalve deze contanten kwam´drije hondert Caroli guldens´ voor Johan Francis du Mahij, ´tegenwoordigh woonende tot Rotterdam bij de weduwe Bachx´.´ Item aan Robbert du Mahij, sijnen broeder, hondert guldens bovens en behalvens soodanighe somme van twee hondert guldens als volgens obligatie den selven aan mij verschult is´. (dit zijn werknemers/meester-glasblazers, uit Wallonië afkomstig). ´Item: aan mijn testateurs dienstmeijte Maria van Herpen eene somme van tweehondert vijftig guldens eens´. Item: aan de negen Armen Blockken binnen dese stadt ijeder twaalff guldens eens. Item make en legatere ick testateur aan Johan Piter van Bree, jonghsten sone van mijnen neve Guillielmo van Bree ende Anna Walt, mijne vont peteren, (peetouders, aan de doopvont gestaan hebbende) een somme van een duijsent guldens eens. Item: aan Maria van der Horst weduwe van Lieven van Venroij twee hondert guldens eens. Item make en legatere ick, testateur, aan Arnoldus van Vechelen op de Blijck aghter de Roose twee hondert guldens eens´. ´Alle bovengenoemde legaten (…) uit te reijken ende te betalen twee maanden naar [na] mijns testateurs befraaffenisse uijt het gelt wesende in een kaske [kistje] in de muer neffens de schouwe staande in de voorkeuken bij het ledicant`.
´… aan de arme blockken van de Markt en Ortestraat … ende aan het groote gasthuijs deser stadt in de hinthamerstraat, gesamentelijk onder haar drijen, drije distincte renthebrieven, te weten eenen van vijff hondert guldens capitaal ende de twee andere ijeder van vierhondert guldens capitaal op het Dorp van Breugel, mij testateur aangekomen van mijne ouders zaliger met allen soodanighe verloopen renthen oft paghten als daarvan ten tijde van mijn overleijden onbetaalt en aghterwesig sijn sullen en wijders vrije van het reght van collaterale successie´.
Een inventaris van bezittingen van Pieter van Bree werd door notaris H. de Bije, samen met de naaste familie opgemaakt. Het ging om grote hoeveelheden grondstoffen en materialen voor de glasblazerij, glaswerk, contanten, renten en obligaties, vast goed zoals huizen in de stad en landerijen en hoeven in de Meierij. Tezamen ter waarde van ca. 250.000 gulden. Pieter had een zeer aanzienlijk vermogen opgebouwd en vermaakte dit deels aan familieleden en medewerkers en deels aan charitatieve instellingen in de stad. | 59 |
BijlageFamilie Van Bree, genealogieWillem van Bree trouwde rond 1620 met Elisabeth van Meven.Hun twee zoons waren: Dirck (zie Ad A.) en Willem (zie Ad B.) Ad A.Dirck (Theodorus) van Bree, wijnkoper huwde in 1645 met Elisabeth van Niel.(In 1656 werd hij eigenaar van het huis De Grote Engel op de Markt, waar hij in 1671 een suikerraffinaderij inrichtte, nu huisnummer 63 en 65). Ze kregen drie kinderen.
Ad. 1.Willem (Guilliëlmus-Xaverius) van Bree, was gehuwd met Anna Gertrudis Walt. Ze kregen tien kinderen.
Ad B.Willem van Bree († 10 juli 1683) huwde ca. 1645 Johanna Somers (* 18 februari 1614 - † 4 september 1696). Johanna (Jenneken) was een dochter van Peter Willemszoon Somers en Aelken Boudewijns. Ze kregen vier kinderen:
Ad. 2.Matthias van Bree. Hij en zijn tweede vrouw, Cornelia, kregen twee dochters.
| 60 |
Noten | |
1. | J. van Oudheusden en H. Tummers (red.), De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch IV (2010) 33, grafzerk 387 |
2. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen te ’s-Hertogenbosch I (1910) 120 e.v. |
3. | Aart Vos, 'Une belle verrerie, de glasblazerij in de Orthenstraat (1656 - 1803)' in: Putten uit het Bossche verleden (2012) 123 |
4. | Van Sasse van Ysselt I (1910) 130-131 |
5. | H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten 1550-1750 (Tilburg 1979) |
6. | nikhef.nl |
7. | Van Sasse van Ysselt II (1910) 23 e.v. |
8. | Stadsarchief ’s-Hertogenbosch: Notarieel Archief inv. nr. 2903, H. de Bije, folio 45, 51 en 116 e.v. (medewerker Laurens Ruzius wees me op het bestaan van dit archief, waarvoor dank!) |
Na 1629 was het niet alleen kommer en kwel in de stad ’s-Hertogenbosch. Er was ook een begin van de overgang van huis- naar fabrieksnijverheid. De fabrikanten Van Bree speelden hierbij een vooraanstaande rol. Ze brachten kennis van over de grenzen naar de stad. We vervolgen de geschiedenis van de glasfabriek, opgericht door Willem van Bree. We stippen kort aan wat zijn broer Dirck op de Markt ondernam in het huis De Engel. Dat huis stond naast het oude woonhuis van Jheronimus Bosch. In de bijlage vindt u een beknopte genealogie van de familie. | 30 |
De directie van het glashuysWat besliste Pieter in zijn testament van 1721 met betrekking tot het voortbestaan van de glasfabriek?1 ‘… Item late ick, testateur, aan Johan Pieter Guilliëlmus van Bree, anderen sone van mijnen boven genoemde neve Guilliëlmo van Breé ende Anna Walt, het gouverno ende directie van de glaserije binnen dese stadt, mits hij aanstonts naar mijne doodt ende afflijvighijt eenen staat ende inventaris opstelle, van allen de daar in wesende materialen, gemaakte glazen, hout, ende allen verdere provisie en gereetschappen: allent welke sullende volvoert wesen sal mijnen onder te benoemen executeur aan denselven ter handt stellen eene somme van vijfthien hondert guldens eens. (…)’De executeur moet het comptoir, de boeken, schriften en brieven overhandigen aan Johan Pieter Guilliëlmus van Bree, zodat het werk in de fabriek door kan gaan. In een document van 14-5-1723 van het Notarieel Archief 2903, folio 116 e.v., opgesteld door notaris H. de Bije, tekent een getuige inderdaad met de naam Johan Pieter Guiliëlmus van Bree, de hiervoor genoemde zoon van Guilliëlmus van Bree en Anna Walt. Andere familieleden die worden begunstigd door PieterEn alle andere goederen, vorderingen en schulden en kredieten …? ´Hebbe ick testateur gemaakt, gelaten en beset aan de twee kinderen van mijnen overleden broeder zaliger Matthias van Bree, verwekt aan Gertruijd Cornelia Schouten, deselve daar inne tot mijne eenighe en universele erffgenamen nomineerende en institueerende …´Hierna wordt verwezen naar het testament van 1708: ´egeene van onse voornoemde goederen sullen gaan ofte succederen buijten mijne vaderlijcke linie van Van Bree´. De twee dochters van Matthias en Cornelia kunnen pas beschikken over de nalatenschap als ze vijf en twintig jaar oud zijn, getrouwd en kind of kinderen hebben. Als ze geen kinderen nalaten zullen alle goederen naar de zes kinderen van neef Guilliëlmo van Bree en Anna Walt gaan. De zoon van neef Rutgerus-Ignatio ontvangt 3000 gulden, ´indien deselve niet geestelijk worde, maar in de werelt kome te blijven´. Zou hij om deze reden afgezien hebben van een leven als religieus? Ik weet het niet. De bibliotheek van PieterDe gehele inventaris van het huis, van de glasblazerij en de bijgebouwen wordt opgemaakt en ondertekend op 16-6-1723, door de notaris, de executeur en twee getuigen namens de weduwe van Matthias van Bree. De bibliotheek van Pieter hoorde er ook bij.2 De titels van honderden boeken werden allemaal in de boedelinventaris opgesomd. Het is bekend dat in de zeventiende eeuw in de Republiek meer boeken gedrukt werden dan in alle andere West-Europese landen tezamen. De Republiek was immers het centrum van de internationale handel. Zeker 300 boeken uit Pieters bibliotheek werden in de inventaris gerubriceerd op grootte: folio, quarto, of octavo. Er werd ook vermeld of ze gebonden of ongebonden waren. En welke tijdschriften aanwezig waren. De verzameling bestond voor twee derde deel uit boekwerken in de Nederlandse taal, de rest was in het Frans geschreven. We weten nu dat Pieter geen Latijn las, dus niet naar de universiteit is geweest, zoals zijn broer Matthias. Maar zijn interesse was heel breed: veel boeken over de regionale geschiedenis en over de stadsgeschiedenis, zoals de kronieken van Jacob Van Oudenhoven (1601-1690) en Pieter Bor (1559-1635) en over de verrichtingen van Frederik Hendrik in 1629.Pieter bezat onder andere een atlas van Blaeu in ´ses deelen, groot papier´, ´Item twee boecken met caerten in witte banden gebonden; item voyage aú Levant par Corn. Le Brun´. ´Item de Generaele beschrijving van Brabant, Item histoire du Cardinal Mazarin, Item de | 31 |
heylighen Schrifturen oudt ende nieuw testamenten, Item de histoire generaele d´Angleterre, d´Ecosse et d´Irlande, Item de vijfftien boecken van de Geldersse geschiedenissen, Item triomph der pausen van Roomen, door P. Corn. Haezaert, in twee deelen, Item de beschrijvinge van Spanien ende Portugael, Item de generaelen legenden der heylighen in twee deelen´. ´Item: histoire l´heresie, twee thome in fransen bant´; (het Franse woord ´thome´, tegenwoordig ´tome´ betekent zoveel als een deel van een boekwerk). ´item het leven van Keyzer Carel den vijffden´. Dit zijn slechts enkele titels van een pagina´s lange reeks. Hij las literaire werken, bij voorbeeld van Jacob Cats. Over oorlogen in Europa had hij 175 boeken verzameld, o.a. van Franciscus Guicciardini. Dan medische, juridische, taalkundige en filosofische werken en één bundel brieven van Seneca in het Frans: ´Item traduction des Epistres de Seneque, Senateur Romain. Van Johannes van Beverwijck raadpleegde hij misschien diens ´Schat der gesontheijt´.De glasfabriek na 1723We weten nu dat de glasfabriek in handen bleef van de familie Van Bree, na het overlijden van Pieter in 1723. Na zes jaar is er iets bijzonders aan de hand: op 11 november 17293 richt Guilliëlmo van Bree aan ´de Heren Schepenen, Gesworens ende Rade deser hoofstadt s Bosch´ een verzoek. Hij meldt daarin dat hij inwoner is van de stad en eigenaar van Het Glashuis. Daarna komt hij terug op een overeenkomst die ruim 70 jaar eerder door Willem van Bree met het stadsbestuur werd gesloten: ´dat bij octroy op den seventienden october sestienhondert seven en vijftig (…) vergunt is ende toegestaen vrijdom van inlogeringe van Ruyteren en Soldaten´.Guilliëlmo verwachtte dat hij ook van dat voorrecht kan profiteren, net zoals zijn voorzaten die eigenaar waren van de glasblazerij. Maar … de suppliant heeft het ´ongeluk´, zoals hij schrijft, dat er nu zes soldaten bij hem zijn ingekwartierd. Verwijzend naar de voorgeschiedenis is hij ´ootmoediglijk versoekende ten eynde bij het voorschreven octroy mag werden gemaintineerdt en also van de biljettering van soldaten ontlast´ Guilliëlmo kreeg nul op het rekest. Hij presenteerde zich weliswaar als eigenaar, maar ´volgens het gemeene seggen´ was hij slechts administrateur. Bovendien woonde hij niet in ´s-Hertogenbosch en was het voorrecht maar voor twintig jaar verleend.4 Johan Pieter, die zich ook Guilliëlmus noemt, wordt hoogstwaarschijnlijk de directeur - op afstand -, zoals bleek uit het testament. Hij was de in ´s-Hertogenbosch in 1695 geboren - nog in leven zijnde -jongste zoon van Willem (Guilliëlmo-Xaverius) van Bree en (Gertrude) Anna Walt en woonde in Amsterdam. Daar noemde hij zich koopman. (Op middelbare leeftijd liet hij zich inschrijven op de universiteit van Leiden om rechten te gaan studeren, dat was op 4-8-1747).5 Ook de oudste van de twee dochters van Matthias van Bree en Cornelia-Gertrudis Schouten, Johanna Cornelia, geboren in 1694, bemoeide zich met de zaak. Maar een vrouw kon een fabriek niet leiden met wettelijk gezag. Wel deed dat haar echtgenoot! Dat was Jean Pierre d´Henssens, uit Antwerpen afkomstig en daar | 32 |
met zijn vrouw in 1732 nog woonachtig. De glasblazerij bleef goed draaien en had connecties in twee belangrijke havensteden in de Nederlanden, Amsterdam en Antwerpen. De familie d´Henssens werkte samen met de Luiks-Maastrichtse glasfabrikant Bonhomme. Enige decennia later verkocht een twintigtal erfgenamen van de overleden echtelieden J.P. d´Henssens en Johanna Cornelia van Bree de glasblazerij aan Willem Vosch van Avesaet, Kapitein ter Zee in ’s-Hertogenbosch. Dat was in 1787. Hij sloopte twee jaar later het Huis van Ysselstein en bouwde een kapitaal herenhuis op die plaats, op nummer 36.6 In het jaar 1800 werd het huis verkocht aan Augustinus Tilmanus van Ryckevorsel e.a. Het werd ingericht als factorij van koloniale waren, later diende het als bankiershuis en rond 1910 werd het aan particulieren verhuurd door de gebroeders Jan en Herman van Ryckevorsel uit Vught. De fabriek van grootgrutter De Gruyter heeft in de twintigste eeuw tientallen jaren op die locatie gestaan, tot het huidige appartementencomplex ´Brusselse Poort´ werd gebouwd, rond 1985. Er is geen Huis van Ysselstein meer, geen glashuis, maar de geschiedenis van dit plekje en van de familie Van Bree is bijzonder. De suikerraffinaderij van Dirck van BreeGlasfabrikant van het eerst uur, dat was Willem, had een ondernemende broer, Dirck met de doopnaam Theodorus. Hij noemde zich aanvankelijk wijnkoper. Vanaf 1656 was hij eigenaar van het huis De Engel, Markt 63/65. Dat staat naast het huis waar ooit Jheronimus Bosch heeft gewoond. Daar begon hij vanaf 1671 een suikerraffinaderij. De twee zoons van Dirck, Willem en Rutgerus (Ignatio), waren bankiers, de zaken gingen blijkbaar voorspoedig. Willem volgde zijn vader op in de suikerraffinage in het huis De Engel. Hij noemde zichzelf ook Guilliëlmo-Xaverius en was gedoopt op 18-11-1656 in ’s-Hertogenbosch. Deze volle neef van Pieter (ca. 1646-1723, de glasfabrikant) huwde Anna Walt. Ze kregen tien kinderen, van wie enkelen genoemd worden in het testament dat Pieter op 29 augustus 1721 liet opstellen. Verschillende andere kinderen stierven al op jonge leeftijd. De oudste zoon, Petrus Guilliëlmus trouwde met Theodora of Dorothea de Lauwre en zette het bedrijf voort, tot 1732. Daarna kwam de fabriek in handen van de schoonzoons van neef Matthias van Bree, die kwamen uit de familie d´Henssens en Tjarck.Matthias en zijn vrouw Cornelia hadden namelijk twee dochters. De oudste was Johanna Cornelia en werd geboren in 1694. Ze huwde Jean Pierre d´Hens- | 33 |
sens. De tweede dochter, Cornelia Cecilia Maria, huwde Mr. Pieter Tiarck. Beide dochters werden al genoemd in het testament uit 1721 van bovengenoemde oom Pieter van Bree. Matthias en Cornelia zijn de betovergrootouders van Henrietta Adriana Flora Ludovica Gravin d´Oultremont de Wegimont (* Maastricht 1792 - slot Rahe, Laurensberg - ; † Aken 1864) die in 1841 de tweede vrouw werd van ex-koning Willem I. Het jaar daarna werd ze weduwe. De dochters van Matthias van Bree, Johanna en Cornelia, waren de achternichten van Rutgerus Ignatio. Hun nakomelingen verkochten in 1773 de beide huizen, De Grote en de Kleine Engel, ook genoemd het Suikerhuis, aan enkele ondernemers die met de suikerraffinage doorgingen, tot 1793. Toen kwam het dubbele huis (Markt 65 en 63) in handen van koopman Godefridus van Lanschot. In 1799 werd het huis doorverkocht aan Herman Heeren, die het inrichtte als bierbrouwerij annex woning. In 1807 brandde het hele pand af. De Van Bree´s hebben het niet geweten. Maar dit terzijde. Zo gaat het nu eenmaal, ook met familiebedrijven. | 34 |
Noten | |
1. | Stadsarchief ’s-Hertogenbosch: Notarieel Archief inv. nr. 2903, H. de Bije, folio 45, 51 en 116 e.v. |
2. | Karin Strengers-Olde Kalter, 'De bibliotheek van Pieter van Bree te ’s-Hertogenbosch' in Brabants Heem 42 (1990) 71-76 |
3. | Zie OSA 640, 11 november 1729 in het SA ´s-Hertogenbosch |
4. | Aart Vos, 'Une belle verrerie, de glasblazerij in de Orthenstraat (1656 - 1803)' in: Putten uit het Bossche verleden (2012) 124 |
5. | H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten XLIV (1979) 226 |
6. | A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) I. 120-135, 314; II. 23 e.v., 314; III. 348-353 |
2016 |
Ton VogelFamilie Van Bree, glasfabrikanten in de 17e en 18e eeuw : deel IBossche Kringen 1 (2017) 56-60 |
|
2016 |
Ton VogelFamilie Van Bree, glasfabrikanten in de 17e en 18e eeuw : deel IIBossche Kringen 2 (2017) 30-34 |
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten XLIV (1979) 225-226
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 146-148
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 107, 108, 109, 110, 288, 288n
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 100, 103, 106, 118, 119, 171, 172
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 60, 125